
Terugreis naar Doetinchem.
Het was een vrijdag zoals zovelen, met een gezellige middag bij mijn broer en schoonzus in Arnhem. Mijn neef Tim was er ook, en we praatten over van alles en nog wat: koetjes, kalfjes en alles daartussenin. De tijd vloog voorbij. Maar aan alle gezelligheid komt een eind; dus stapte ik in mijn auto, op weg naar huis in Doetinchem.
Het was een mistige wintermiddag. De snelweg was druk, mensen onderweg naar familie, kerstinkopen, wie weet wat nog meer. Rond het dorp Duiven viel iets bijzonders op. Vanaf een invoegstrook naderde een stoet auto's, geleid door een zwarte rouwauto. Ze wilden invoegen op mijn rijbaan. Uitwijken naar links was geen optie, want het verkeer op de linkerbaan kroop langzaam voort. Moest ruimte maken om de stoet te laten invoegen. Voor ik het wist, zat ik midden in de begrafenisstoet.
Het voelde ongemakkelijk. Een begrafenisstoet straalt iets plechtigs uit, iets wat je niet zomaar verstoort. Inhalen leek ongepast, haast respectloos. Dus reed ik mee, als een onbedoelde deelnemer aan een rit vol verdriet en herinneringen aan iemand die ik niet kende.
Toen ging mijn telefoon. Ik aarzelde. Moest ik opnemen? Nee, dat zou niet alleen gevaarlijk zijn, maar voelde ook misplaatst, alsof ik de stilte van de stoet zou doorbreken. Terwijl ik verder reed, schoot een bizarre gedachte door mijn hoofd: wat als dit een telefoontje uit het hiernamaals was? Ik stelde me voor hoe Petrus zou bellen met de boodschap dat mijn tijd gekomen was.
De stoet minderde snelheid en kwam uiteindelijk tot stilstand. Dit gaf me de kans om er voorzichtig uit te rijden en mijn eigen weg te vervolgen. Ik voelde opluchting.
Toen ik eindelijk mijn appartement bereikte, voelde ik een mix van vermoeidheid en tevredenheid, en ging mijn telefoon opnieuw. Even bleef ik staan. Zou het Petrus zijn? Met een glimlach nam ik op.
Het was mijn broer. "Je hebt de bonbons vergeten," zei hij.
John Tabé.
Maak jouw eigen website met JouwWeb